Hoofdstuk 14
Op mijn kamer in Cookham las ik die avond de aantekeningen van Norman West over Gervase en Ursula.
Eerst Gervase:
De heer Gervase Pembroke
(35) woont met mevrouw Ursula P. op het adres Grant Street 14,
Maidenhead, een vrijstaand
huis met een grote tuin in een behoorlijke woonwijk. Ze
zijn 11 jaar getrouwd en hebben 2 dochtertjes (8 en 6), die
allebei
op een particuliere school gaan.
Mijnheer G. is makelaar in
effecten en pendelt op en neer naar de firma Wells, Gibson
& Cathcart in Londen (Wells,
Gibson en Cathcart zijn alle drie lang geleden gestorven
of gepensioneerd, maar de gerespecteerde naam is
behouden).
Mijnheer G. werkt, zoals alle partners - op commissiebasis bij
de firma. Hij heeft flexibele werktijden; hij is
grotendeels zijn eigen baas. Vroeger werkte hij harder dan
thans, maar hij lijkt de laatste tijd wat uit zijn gewone
doen, vertelde mij de
receptioniste van de firma. Ze wilde het niet met
zoveel woorden zeggen, maar ik begreep dat mijnheer G. soms
behoorlijk aangeschoten van de lunch terugkomt en soms helemaal
niet.
Ze had die keren natuurlijk niet genoteerd. Ze zei dat ze twee andere partners samen over mijnheer G. had horen praten en zeggen dat hij zijn lef kwijt was en zijn cliënten slechts goudgerande beleggingen verkocht. Ze vonden dat te veel op zeker spelen niet goed was in de effectenhandel. Ze liet zich laatdunkend over mijnheer G. uit, die volgens haar een rotumeur heeft wanneer de dingen niet gaan zoals hij wil en nooit een woord van waardering voor haar harde werken heeft (!).
Ik vroeg of ik mijnheer G. op zijn werk mocht spreken. Ik werd in zijn kantoor gelaten en legde uit wie ik was. Hij zei dat hij ervan wist. Ter inleiding zei ik dat ik begreep dat hij de onwettige zoon was van mevrouw Alicia Pembroke, waarmee het gesprek onmiddellijk geëindigd was. Hij werkte mij hardhandig de deur uit (blauwe piek op linkerarm). Hij zei dat ik hem opzettelijk beledigd had. Misschien was dat wel zo! Ik slaagde er nog in te zeggen dat indien hij enigerlei bewijs — verstuurde brieven, effectentransacties — kon tonen dat hij de dinsdag in kwestie op kantoor was, hij vrijuit zou gaan. Hij zei dat ik maar naar zijn secretaresse moest gaan, hetgeen ik gedaan heb. Mijnheer G. was die ochtend op kantoor geweest, bevestigde ze, en had twee brieven gedicteerd.
Mijnheer G. had haar verteld dat hij een nieuwe klant ging bezoeken en vertrok om 10.30 uur. Ze wist niet wie de klant was, hij stond niet in de bureau-agenda van mijnheer G. Het was gebruikelijker dat nieuwe klanten naar kantoor kwamen, maar dat was geen vaste regel. Mijnheer G. kwam die dag niet meer op kantoor, maar verscheen woensdag in een slecht humeur (met een kater?).
Mijnheer G. verliet (volgens de aantekeningen van de secretaresse) de vrijdag ervoor rond het middaguur het kantoor en kwam niet terug, (Mijnheer G. werkte normaal 's maandags de hele dag.)
Mijnheer G. pendelt per trein op en neer en laat dan zijn gebroken witte Rover op het parkeerterrein bij het station staan. Zijn wagen schoon en zonder deuken toen ik hem zag. Bezocht mijnheer G. bij hem thuis om te vragen naar de klant op dinsdag i.v.m. sluitend alibi. Mijnheer G. zei dat het mij niet aanging. Gissing: klant was of wel een vriendin, of wel de fles, of anders wil mijnheer G. mij in die waan brengen.
Het alcoholprobleem van mijnheer G. is ernstig (mijn mening), maar niet zo dat hij zijn werk niet kan doen. Hij bezit een krachtige, bazige persoonlijkheid, doch moet wel onzekerheden hebben (onwettige geboorte?) gezien zijn vele drinken en afblaffen van mensen. (Zijn secretaresse is niet erg op hem gesteld.) Mijnheer G. schijnt een goed inkomen te hebben, geen tekenen van financiële problemen.
Voorkomend voor mevrouw Alicia. Bazig en bezitterig tegenover zijn vrouw en kinderen. Jaloers op mijnheer Ian en (mijn oordeel) bang voor hem. (Ik weet niet waarom. Iets in het verleden? Mijnheer Pembrokes voorkeur?) Minacht mijnheer Pembroke, maar is ook bang voor hem. (Kreeg vaak een kleur wanneer hij over hem sprak.)
Mijnheer G. is lichamelijk sterk, maar dat vermindert, dacht ik. Neemt weinig beweging, iets te zwaar. Moeilijke persoonlijkheid. Een echte bullebak.
Einde ondervraging.
Met een zucht schoof ik
Gervase weer tussen de paperclip.
Norman West had, ondanks zijn weinig indrukwekkende uiterlijk, een
manier om heel knap tot de kern van de zaak door te
dringen.
Ik was benieuwd wat hij over Ursula te vertellen had. Ursula, het rustige vrouwtje, dat huilend met Joyce had gesproken. Ze was niet onknap, zij het een tikje gewoon, en leek op een onafgemaakt schilderij, zonder hoge lichten. Wanneer Gervase het maar toestond was ze niet onaardig tegen mij, maar ze had me nooit verteld wat ze dacht. Ik wijdde mij met onverwachte belangstelling aan de mening van West over de vrouw van Gervase.
Mevrouw Ursula Pembroke
(35), echtgenote van mijnheer Gervase P., woont met hem op het
adres Grant Street 14,
Maidenhead. Ze heeft geen andere bezigheden dan het huishouden doen
en voor de kinderen zorgen. Een werkster komt 's maandags- tot
vrijdagsmorgens van 9 tot 13.00 uur, blijft dinsdags en
donderdags tot 16.00 uur, past ook op de kinderen indien
daarom gevraagd. (Ik moest mevrouw U. twee keer bezoeken. De
eerste keer had ze gehuild en wilde ze niet praten. De tweede
keer werkte ze volledig mee.)
De school van de dochtertjes ligt aan de andere kant van Maidenhead, Het naar school brengen doet mevrouw U. samen met een gezin in de buurt; de ochtenden dat mevrouw U. het doet zijn dinsdag en donderdag; middagen ma., wo. en vrij. Mevrouw U, rijdt in een crèmekleurige Austin. Schoon.
Op de vrijdag van de aanslag op mijnheer Pembroke waren de dochtertjes op de thee gevraagd bij het andere gezin (de moeder bevestigt dit). Mevrouw U. liet de dochtertjes daar na schooltijd (16.00 uur) achter. Haalde ze weer op tegen 18.30 uur.
De volgende dinsdag regelde
mevrouw U. met de werkster dat ze bleef om de dochtertjes na
schooltijd op te vangen,
daar ze een dagje naar Londen wilde. De werkster vertelde mij
dat mevrouw U. de kinderen naar school had gebracht,
terugkwam om zich te verkleden en naar het station was gereden om
de trein te nemen. Zij (mevrouw U.) zei dat ze laat zou
terugkomen aangezien ze na het winkelen naar de bioscoop wilde.
Mevrouw U. deed dit de laatste tijd vaker. Ze kwam om 22.00
uur thuis. Werkster ging naar huis. (Mevrouw U. gaf mij toestemming
de werkster te ondervragen.)
Mevrouw U. zegt dat ze niet naar de bioscoop was geweest, de
films stonden haar niet aan, ze had alleen in een steakhouse
gegeten. Ze zei ook dat ze in een kerk was geweest om te
bidden. Ze had niets gekocht (niets paste haar).
Mevrouw U, nerveus en
ontwijkend over uitstapje naar Londen. Is ze naar Newmarket
geweest? Mogelijk (mijn mening) dat ze naar Londen gaat om iemand
te ontmoeten en niet wil dat werkster of echtgenoot dat weet.
Wie? Minnaar?
Onmogelijk, lijkt niets voor haar, ze kunnen die
innerlijke opwinding niet verbergen. Priester? Voor mijnheer
G. onaanvaardbare vriendin? Dokter? Een of ander soelaas, zou
ik zeggen.
Mevrouw U, ongelukkige
vrouw, maar wilde zich niet uiten. Loyaal, Iedere echtgenote van
mijnheer G. moet zich ongelukkig voelen (mijn mening). Mevrouw U.
houdt er niet van de werkster zo lang over de vloer te hebben.
Mijnheer G. staat op helderheid. Mevrouw G. wordt doodmoe van
doorlopend geklets van werkster. Dit alles draagt bij tot haar
(mevrouw U.'s) overspannenheid. Mevrouw U. had graag een baan
of vrijwilligerswerk. Mijnheer G. wil dit niet hebben.
'De kinderen komen op de eerste plaats.' (Mevrouw U. overduidelijk
dol op de kinderen.)
Mevrouw U. zou willen dat mijnheer Pembroke de hele familie nu een heleboel geld gaf, zodat ze met hun geklaag zouden ophouden. Ze ziet niets verkeerds aan mijnheer Ian, maar haar man wil niet dat ze met hem praat. Ze zou van mijnheer Pembroke kunnen houden, ze vindt hem grappig en royaal, maar haar man zie boven. Ze kan niet tegen haar man in gaan. Ze heeft geen geld van zichzelf, denk ik. Ze zit in een val. (Kan de kinderen niet zelf onderhouden, zou niet kunnen weggaan zonder ze.)
Gelooft ze dat vermoorden
van mijnheer Pembroke haar problemen zou kunnen oplossen?
Gelooft ze dat alles goed zal komen indien mijnheer G. rijker
wordt? Ik kan haar zo al vertellen van niet.
Einde ondervraging.
Arme mevrouw U. Arme Ursula,
Zou zij ertoe in staat zijn geweest Quantum op te blazen?
Misschien, als ze gewild had.
Ze leek vertwijfeld genoeg om tot alles in staat te zijn,
maar als ze ook maar een greintje verstand had, zou haar
vertwijfeling haar ertoe moeten brengen een smeekbede tot
Malcolm te richten en niet hem te vermoorden.
Ik schoof Ursula achter
Gervase - eeuwig in zijn schaduw.
Ik vroeg mij af waarom ze met hem getrouwd was, maar ik was
ook op zijn bruiloft geweest en indien je niet in het verleden zijn
brandende sigaret tegen je aan had gevoeld, had je hem kunnen
houden voor wat hij oppervlakkig leek, zelfverzekerd, knap,
doelbewust en krachtig. Een opkomende jonge effectenmakelaar. Een
goede partij.
Ik stopte Gervase en Ursula
terug in de envelop, maar daar wilden ze niet blijven, ze
bleven als molenstenen in mijn
hoofd ronddraaien.
Er moesten duizenden,
honderdduizenden trieste huwelijken ais het hunne zijn, dacht ik,
waarbij de misère van binnenuit kwam. Waarschijnlijk was men beter
tegen rampen van buitenaf opgewassen, waren oorlogen, armoe,
ziekte of verdriet makkelijker te overleven. Het was veel
moeilijker de goede weg voorwaarts te vinden wanneer de
persoonlijkheid op instorten stond. Elk van hen beiden stond
op instorten.
Ursula vanwege Gervase, Gervase vanwege...
Vanwege Malcolm? Vanwege het feit dat Malcolm genoeg had gekregen van Vivien, vanwege zijn affaire met Alicia, zijn overhaaste huwelijk met Joyce? Vanwege zijn eigen onwettige status? Maar Ferdinand had tegenover dezelfde feiten gestaan en Ferdinand was evenwichtig.
Er waren vragen waarop geen antwoord mogelijk was. De meest voor de hand liggende antwoorden waren meestal fout. Ik wist niet waardoor Gervase op instorten stond — ik meende alleen dat het proces al begonnen was toen we allebei nog op Quantum woonden - misschien zelfs al in de moederschoot.
Ik sliep onrustig en ging de volgende ochtend uit rijden alsof het een therapie en ontspanning was. Soelaas, het woord dat Norman West gebruikt had, was precies op zijn plaats. De gure ochtend, de beweeglijke paarden, de gore taai en de ruwe grappen, een dagelijks bestek van een realiteit die ik op mijn achttiende gekozen had. Ik wist niet wat mij zo in paarden had aangetrokken. Aan de keuze lagen diepere behoeften ten grondslag, maar waar kwamen die behoeften vandaan?
Zulke overpeinzingen waren niets voor mij. Gewoonlijk flierefluiterde ik maar wat rond zonder mij veel zorgen te maken, deed ik mijn werk, genoot ik van de ritten in races, vrijde ik zonder verplichtingen. In veel opzichten lui, moest ik toegeven, maar ongecompliceerd. Een leven zonder verantwoordelijkheid, waaraan door de ontmoeting met Malcolm in Newmarket een abrupt einde was gekomen.
Het was dinsdag.
De werkster van Ursula,
dacht ik terwijl ik terugreed naar Cookham, zou op dit moment
Ursula de oren van het hoofd
kletsen tot de meisjes thuiskwamen van school. Ik vroeg mij af
of Ursula langzaam kierewiet aan het worden was in de Grant
Street 14, Maidenhead. Ik verkleedde mij in mijn gewone kleren en
ging erheen om erachter te komen.
De werkster deed open - middelbare leeftijd, in een gebloemde overall, met een vragend gezicht Mevrouw Pembroke was met hoofdpijn gaan liggen, zei ze, en jawel, ze zou even naar boven kunnen gaan en vragen of ze zin had om met haar zwager uit lunchen te gaan. Misschien wilde ik in de hal blijven wachten.
Ik wachtte, en na enige tijd kwam Ursula met een bleek gezicht en met haar mantel en handschoenen aan de trap af.
'O!' zei ze zwak toen ze mij zag, 'Ik dacht dat het Ferdinand was.'
Dat had ik ook gehoopt. Ik zei: 'Waar wil je het liefste heen?'
'O.' Ze was besluiteloos. Ze keek achterom naar de trap en zag de werkster vanaf de overloop geïnteresseerd staan toekijken. Als ze niet met mij meeging, zou ze alles moeten uitleggen.
'Kom mee,' zei ik overredend. 'In de auto is het warm.'
Het klonk nogal onnozel,
maar ik veronderstel dat ze naar de bedoeling luisterde en
niet naar de woorden. Ze liep verder de hal door en ging samen met
mij de voordeur uit, die ze achter ons dichtdeed,
'Dit zal Gervase niets
zinnen,' zei ze.
'Hoe moet hij het te weten komen?'
'Zij vindt wel een manier om het hem te vertellen.' Ze gebaarde achterom naar het huis, naar de werkster. 'Ze doet niets liever dan stoken. Dat is haar lust en haar leven.'
'Waarom houd je haar dan?'
Ze haalde haar schouders op,
'Ik heb een hekel aan huishoudelijk werk en als ik haar ontsla moet
ik het zelf doen.
Gervase vindt dat ze het huis grondig schoonhoudt en hij betaalt
haar. Hij zei dat hij voor geen ander zou betalen.'
Ze zei het nuchter, maar ik
was ontsteld door het beeld van huiselijke tirannie. We
stapten in en ik reed de stad uit in de richting van het
dorpje Bray, en onderweg zei ze nog twee keer: 'Dit zal
Gervase niets zinnen.' Bij een wegrestaurantje
hielden we stil en zij koos zelfgemaakte soep en
moussaka, terwijl ze verscheidene malen achterom keek alsof
haar man
opeens zou verschijnen en zich op haar storten.
Ik bestelde een karaf rode wijn. Zij niet, protesteerde ze, maar toen de wijn kwam dronk ze haast verstrooid mee. Ze had haar mantel en handschoenen uitgetrokken, waardoor een versleten grijze rok en een blauwe jumper met eronder een crèmekleurige blouse zichtbaar werden. Ze droeg een parelsnoer. Haar donkere haar had ze aan één kant bijeengestoken met een haarspeld van schildpad en ze had geen lippenstift op haar bleke mond. Het soort uiterlijk, veronderstelde ik, waar Gervase op stond.
Toen de soep kwam zei ze:
'Ferdinand belde gisteravond op en vertelde Gervase dat
Malcolm volgens jou een nieuw
testament had gemaakt.'
'Ja, dat is zo,' beaamde ik. 'Hij heeft het me laten zien.'
'Tegen mij zei Gervase
niets,' zei ze. 'Hij belde Alicia op om het haar te vertellen
en zo hoorde ik het. Zo gebeurt het
meestal. Mij vertelt hij niets, hij vertelt het zijn
moeder.'
'Kun je goed opschieten met Alicia?' vroeg ik.
Ze bracht heel voorzichtig de soep die ze al in haar lepel had naar haar mond. Ze sprak alsof ze haar weg zocht door een mijnenveld.
'Mijn schoonmoeder heeft meer problemen veroorzaakt dan enig mens sinds Eva,' zei ze hartstochtelijk. 'Ik kan niet over haar praten. Eet je soep.'
Ik kreeg de indruk dat als ze eenmaal zou beginnen over Alicia te praten, ze niet meer zou ophouden. Ik vroeg mij af hoe ik haar aan het praten kon krijgen, maar toen ik aarzelend vroeg wat voor problemen ze bedoelde, schudde ze heftig haar hoofd,
'Niet hier,' zei ze.
Ik liet het rusten. Ze sprak
over haar kinderen, wat ze zonder spanning kon doen, geanimeerd
haast, waarmee we het
gesprek gaande hielden tot aan de moussaka.
'Wat doe je tijdens je uitstapjes naar Londen?' vroeg ik terloops.
Ze keek verbaasd en zei
toen: 'O ja, die ellendige mijnheer West. Gervase was woedend
op hem. Daarna was Gervase
ook kwaad op mij en wilde hij weten waar ik geweest was.
Ik had zo maar wat rondgedoold, meer niet.' Werktuiglijk at
ze haar moussaka. 'Ferdinand vertelde Gervase iets over
een boomstronk en Gervase vertelde het weer aan Alicia.
Waar ging dat om?'
Ik legde het uit van het cordiet.
Ze knikte, 'Gervase vertelde Alicia dat hij zich dood had gelachen toen oude Fred ondersteboven werd gegooid.'
Ze scheen niet verontrust
bij de gedachte aan springstoffen. We beëindigden onze lunch, ik
rekende af en we stapten
weer in de auto voor het korte stukje terug naar Maidenhead.
Toen we nog maar net op weg waren, stopte ik in een parkeerhaven en
zette ik de motor af.
Ze vroeg niet waarom we gestopt waren. Na een korte stilte zei ze: 'Alicia verwoest ons huwelijk, maar dat weet je zeker al?'
Ik mompelde een bevestiging,
'Toen we trouwden kende ik
Gervase pas vier maanden. Ik besefte niet... Ze heeft hem al
vanaf zijn geboorte verpest, is
het niet? Met haar afschuwelijke leugens en haat. Ze zet
hem voortdurend tegen jou op, Gervase zegt soms
verschrikkelijke dingen over jou... ik bedoel, gewelddadige
dingen... ik vind het vreselijk. Ik probeer hem ermee te laten
ophouden, maar hij luistert niet naar me, hij luistert alleen
naar haar. Zij zegt dat jij hem bespot, dat jij jezelf verre
zijn meerdere acht omdat jij wettig bent. Ik weet dat dat niet
zo is. Maar Gervase gelooft haar. Ze vertelt hem telkens en
telkens weer dat Malcolm hen de deur uit heeft gegooid en nooit van
hen gehouden heeft. Ze is intens gemeen. En kijk eens wat ze met
Serena gedaan heeft. Gervase zegt dat het een pienter meisje
was, maar Alicia wilde niet dat ze de school afmaakte, Alicia
wilde dat ze een klein meisje bleef, niet volwassen werd. En
Serena heeft een hekel aan mannen en dat is Alicia's schuld.
De enige mannen die van Serena aan haar mogen komen zijn
Ferdinand en Gervase. Zo ontzettend jammer. Alicia heeft Ferdinands
eerste vrouw de deur uit gewerkt, wist je dat? Ze bleef maar
op haar vitten, tot ze het niet langer kon verdragen
en vertrok. Ik weet niet hoe Debs met haar overweg kan.
Ik word er gek van, weet je, van haar aanhoudend geroddel.
Zij is je ergste vijand. Als jij vermoord was, zou zij de
dader geweest zijn.'
'Zo is ze niet altijd
geweest,' zei ik toen ze zweeg. 'Toen ze op Quantum woonde
behandelde ze mij precies eender als
Ferdinand en Gervase.'
'Dan moet het begonnen zijn toen Malcolm jou daar alleen bij zich hield en naarmate ze ouder werd is het erger geworden. Ze is nu veel erger dan toen we trouwden en toen was het al heel erg. Ze haatte Coochie, weet je, en Coochie was toch aardig, niet waar? Ik vond het heel erg toen Coochie stierf. Maar behalve jij mocht niemand meer in het huis slapen van Coochie en volgens mij heeft Alicia zich toen tegen jou gekeerd. Of misschien dat het toen allemaal naar buiten is gekomen. Vermoedelijk heeft het binnen in haar altijd al gesmeuld. Zoals Gervase dingen opkropt en ze tot een geweldige uitbarsting laat komen... net als Serena, en Ferdinand ook... ze zijn op dat punt allemaal hetzelfde. Ik zou het niet erg vinden als Alicia doodging. Ik kan me heel goed indenken dat er mensen zijn die anderen willen vermoorden. Ik zou Alicia graag vermoorden.'
De rauwe waarheid trilde in haar stem en ze zweeg abrupt.
'Laten we doorrijden,' zei ze, 'Dat had ik niet moeten zeggen.'
Ik startte de wagen niet onmiddellijk. Ik vroeg: 'Komt het door Alicia dat Gervase drinkt?'
'O!' Ursula slikte moeizaam, waardoor een einde kwam aan de golf van kwaadheid en de misère terugstroomde. 'Gewoon... alles. Ik kan zien dat hij ongelukkig is, maar hij wil niet dat ik hem help, hij wil niet met me praten, hij praat alleen maar met haar, en zij maakt het nog erger.'
Ik zuchtte en reed weg in de
richting van de Grant Street.
Alicia was nog geen zestig — de ergste heks van allemaal
kon hen allemaal overleven.
'Ik had je dit alles niet moeten vertellen,' zei Ursula toen ik voor de deur stilhield. 'Het zal Gervase niets zinnen.'
'Gervase zal nooit te weten komen wat je gezegd hebt.'
Ze viste een zakdoek uit haar handtas en snoot haar neus.
'Bedankt voor de lunch.
Heeft je moeder verteld dat we een paar keer samen in Londen
geluncht hebben, zij en ik?
Ze geeft me goede raad. Ik kan het Gervase niet vertellen,
hij zou woedend zijn.'
Ik knikte. 'Joyce vertelde me dat jullie vriendinnen zijn.'
'Ze kan verschrikkelijk schampere opmerkingen over Alicia maken. Het vrolijkt me onnoemelijk op.' Ze wierp me een flauw glimlachje toe en stapte uit. Toen ze de voordeur opende wuifde ze nog even; ik wuifde terug en reed vervolgens naar Cookham, een kwestie van een paar kilometer.
Het leek mij interessant te zien wat Norman West over Alicia te vertellen had en ik bladerde de notities door tot ik haar tegenkwam.
West had geschreven:
Mevrouw Alicia Pembroke (59) weigerde me bij mijn eerste bezoek te ontvangen en was bij mijn tweede bezoek onheus en vinnig.
Mevrouw Alicia P, woont op
het adres Lions Court 25, London Road, Windsor, een flatblok.
Ze houdt vol dat ze zich niet kan herinneren wat ze die
vrijdag of dinsdag deed — ze heeft wat rondgescharreld, zegt
ze. 'De ene dag lijkt veel op de andere.' Volgens mij is ze
opzettelijk onbehulpzaam.
Mevrouw A. rijdt in een grote zilvergrijze Fiat.
Schoon, geen beschadigingen.
Mevrouw A, op mij
persoonlijk gebeten, omdat ik haar in de echtscheidingszaak
van mevrouw Joyce gevolgd heb, hoewel zij uiteindelijk profiteerde.
Achtentwintig jaar geleden!
Ze herinnert zich nog elk detail uit die tijd, maar niet wat
ze afgelopen dinsdag deed...
Ik vroeg haar of zij het was die mij gevraagd had voor haar te werken. Ze zei nee. (?)
Mevrouw A. lijkt niet veel meer op de mejuffrouw A. die ik destijds volgde. Juffrouw A. giechelde aan één stuk door, heel meisjesachtig. Mevrouw A. gedraagt en kleedt zich nog steeds zeer jong, maar is verbitterd. Vreemd hoe sommige vrouwen tijdens liefdesaffaires opbloeien en in het huwelijk verwelken. Vaak zien gebeuren. Het lijkt alsof ze meer van de prikkeling van heimelijkheid en ondeugendheid hielden dan van de man in kwestie zelf.
Mevrouw A. zeer verbitterd
over al het geld dat mijnheer Pembroke uitgeeft. De naam van
mijnheer Ian had boze blikken tot gevolg. Werd door mevrouw A. de
deur uit gewerkt.
Einde ondervraging.
Kort en onvriendelijk, dacht ik.
Ik kon het niet opbrengen Alicia op dat moment te gaan bezoeken. Ik dacht niet dat ze er fysiek toe in staat was Malcolm te dragen terwijl hij bewusteloos was en ik achtte haar niet handig genoeg om een bom te construeren — genoeg redenen om iets te vermijden waar ik evenveel zin in had als in een moeras springen waar het krioelde van de krokodillen.
Ik had evenmin veel zin om met Gervase te praten, maar daar kwam ik niet zo gemakkelijk onderuit.
Vroeg in de avond reed ik
opnieuw naar de Grant Street en parkeerde langs het trottoir,
een paar huizen van no. 14
vandaan, in afwachting van de thuiskomst van de heer
des huizes. Pas toen ik daar zo zat te wachten herinnerde ik
mij het advies van Norman West betreffende een
verdedigingswapen. Peper... verf... ik zag mijzelf nog niet zo gauw
een van beide in Gervase's of iemand anders ogen gooien.
Gervase was verdorie mijn broer. Halfbroer. Kaïn doodde Abel.
Abel had zijn peper of verf niet bij de hand gehad.
Tijdens die nuchtere overpeinzing kwam Gervase thuis.
Zijn Rover draaide de korte oprit naar zijn huis in en hield voor de garage stil. Gervase ging met een aktentas in zijn hand door de voordeur naar binnen. Vijf minuten later liep ik het stukje weg af en belde aan.
Een van de kinderen deed open en riep over haar schouder: 'Het is Ian.'
Gervase kwam, nog steeds in zakenkostuum, onmiddellijk vanuit de zitkamer de hal in gelopen, met een ongastvrij gezicht en in zijn hand een kristallen tumbler halfvol met waarschijnlijk scotch.
'Ferdinand belde me op,' zei hij autoritair. 'Het is een zaak voor de politie om het opblazen van Quantum uit te zoeken en niet de jouwe.'
'Malcolm heeft het me gevraagd te doen,' zei ik.
'Kom maar liever binnen.' Met tegenzin wees hij naar de kamer waar hij juist uit was gekomen. 'Wil je iets drinken?'
'Ja graag.'
Hij schonk mij een identieke tumbler in uit de fles scotch en overhandigde mij het glas, met een gebaar naar de bijpassende waterkan die op een zilveren blad stond. Ik verdunde
mijn drankje en nam er een slok van. 'Dank je.'
Hij knikte, bezig met zijn eigen glas.
Ursula was nergens te bekennen, maar ik kon de hoge stemmetjes van de twee meisjes in de keuken horen en ik nam aan dat ze bij hen was. Ze hadden haar allicht verteld dat ik er was en ze zou zich zorgen maken vanwege haar lunch met mij.
'Ferdinand vertelde me over
Malcolms nieuwe testament,' zei Gervase geërgerd. 'Het is
belachelijk om er die clausule over vermoord worden in op te nemen.
Wat gebeurt er als hij zo maar door de een of andere
overvaller wordt omgebracht?
Raken we dan allemaal onze erfenis kwijt?'
'Zo maar de een of andere overvaller lijkt mij onwaarschijnlijk. Een huurmoordenaar misschien niet.'
Gervase staarde mij aan. 'Dat is klets.'
'Wie heeft Moira vermoord?' vroeg ik. 'Wie heeft er drie keer geprobeerd Malcolm te vermoorden?'
'Hoe moet ik dat weten?'
'Ik vind dat je daar je gedachten over zou moeten laten gaan.'
'Nee. Dat is de taak van de
politie.' Hij nam een slok.
'Waar is hij nu?'
'Bij vrienden.'
'Ik heb hem hier een slaapplaats aangeboden,' zei hij kwaad, 'maar ik veronderstel dat ik niet goed genoeg ben.'
'Hij wilde uit de buurt van de familie zijn,' zei ik neutraal.
'Maar jij bent bij hem.'
'Nee, niet meer.'
Dit nieuwtje leek hem enigszins op te luchten. 'Hebben jullie weer ruzie gehad?' vroeg hij hoopvol.
We stonden nog steeds in het
midden van de kamer, daar bij het aanbod van een drankje geen
stoel was inbegrepen.
Op het versleten grijze tapijt stonden vettige fauteuils
met sitsen bekleding in een gestileerd bloempatroon, er
hingen zware rode gordijnen en er was een open
haard van baksteen, waarin een pas aangestoken vuur brandde.
Ik was bij hem al haast even zelden thuis geweest als bij
Ferdinand en boven was ik nog nooit geweest.
'We hebben geen ruzie gehad,' zei ik. 'Kun je je nog herinneren dat oude Fred die boomstronk opblies?'
Hij verbaasde zich niet over de verandering van onderwerp. 'Ferdinand zei al dat je dat zou vragen,' zei hij. 'Ja, allicht herinner ik mij dat nog.'
'Heeft Fred je laten zien hoe hij de springstof tot ontploffing bracht?'
'Nee, om de bliksem niet. Je
probeert het toch niet zo te draaien dat ik het huis heb
opgeblazen, is het wei?' Zijn altijd
al dicht onder de oppervlakte liggende woede wakkerde een paar
graden aan,
'Nee,' zei ik kalm, 'Ik had moeten zeggen: heeft Fred jou of een van de anderen laten zien hoe hij de springstof tot ontploffing bracht?'
'Ik kan alleen voor mezelf spreken,' zei hij met stelligheid, 'en het antwoord is nee.'
Gervase was zwaar gebouwd en
werd, leek mij, nog steeds dikker. Zijn kostuum zag er gevuld
uit. Ik was altijd korter
dan hij gebleven. Hij was de langste en zwaarste van alle kinderen
van Malcolm en veruit de sterkste. Hij zag eruit als een
krachtige, succesvolle zakenman en hij was bezig eronderdoor te
gaan vanwege het ontbreken van een vodje papier waar niemand,
behalve hij, ook maar een ziertje om gaf.
Misschien, dacht ik, bezaten
we allemaal iets van die geobsedeerdheid. Bij enkelen pakte die
gezond uit, bij anderen
destructief, maar het gen dat Malcolm zijn Midas-obsessie voor
goud had gegeven, was een dominante afwijking geweest,
Gervase zei: 'Is Malcolm nog van plan voor zijn dood wat af te schuiven?'
Hij vroeg het als altijd met luide en dominerende stem, maar ik keek hem over mijn glas heen vorsend aan. Er had een vreemde ondertoon van wanhoop in geklonken, alsof het voor hem niet slechts iets van theoretisch, maar van essentieel belang was. De aantekeningen van Norman West schoten mij te binnen: '...raakte zijn lef kwijt en verkocht slechts goudgerande beleggingen... Te veel op zeker spelen was niet goed in de effectenhandel...' Misschien dat Gervase, die de indruk wekte dat hij in goeden doen verkeerde, dat opeens weieens een heel stuk minder zou blijken te zijn.
Ik beantwoordde de letterlijke vraag, niet wat erin besloten lag. 'Ik heb het hem gevraagd. Hij zei dat hij erover na zou denken.'
'Vervloekte oude dwaas,' zei
Gervase heftig, 'Hij speelt verdomme een spelletje met ons.
Geld wegsmijten alleen maar om ons te treiteren. Vervloekte
paarden kopen. Ik kan hem wel wurgen.' Hij zweeg alsof hij
zelf schrok van wat hij min of meer uit de grond van zijn hart
had uitgeschreeuwd.
'Bij wijze van spreken dan,' zei hij met ongevoelige
ogen.
'Ik zal het nog eens proberen,' zei ik, zonder er acht op te slaan, 'maar Vivien heeft het ook geprobeerd en hem tegen de haren in gestreken, zodat hij zich juist schrap zette, Malcolm is stijfkoppig, zoals wij allemaal, en hoe harder je hem in een bepaalde richting probeert te duwen, des te heviger hij zich zal verzetten.'
'Jij hebt hem ertoe gebracht
paarden te kopen. Uit zichzelf was hij nooit op dat idee
gekomen.' Hij keek mij woedend aan, 'Twee miljoen pond voor
een stom veulen. Besef je wel hoeveel twee miljoen pond is?
Heb je enig idee? Twee miljoen pond voor een
waardeloos iets op vier poten! Hij is stapelgek.
Twee miljoen pond op ieder van ons vastgezet zou ons voor de
rest van ons leven bevrijden van zorgen, en hij besteedt het
aan een paard. Achterlijke kinderen zijn heel erg, een
half miljoen voor achterlijke kinderen... maar dat is hem niet
genoeg, niet waar? O nee. Hij koopt dat verdomde paard
Blue Clancy en hoeveel miljoen heeft dat hem nog eens
gekost?
Hoeveel?' Met agressief vooruitgestoken kin beet hij
me vasthoudend en strijdlustig de laatste vraag
toe.
'Hij kan het zich veroorloven,' zei ik. 'Ik geloof wel dat hij schatrijk is.'
'Jij gelooft wel!' Gervase
wond zich zelfs nog meer op.
'Hoe weet je dat hij niet iedere cent wegsmijt? Ik vind
wel een manier om hem tegen te houden. Hij moer tegengehouden
worden.'
Hij stak opeens zijn vrije hand uit en pakte het halfvolle glas van mij af.
'Schiet op, maak dat je weg komt,' zei hij. 'Ik heb genoeg van je.'
Ik verroerde mij niet. Ik zei: 'Met mij de deur uitgooien los je geen enkel probleem op.'
'Het zou een heel goede aanzet zijn.' Hij zette beide glazen op de tafel en leek klaar om zijn woorden in daden om te zetten.
'Toen Malcolm naar Cambridge vluchtte,' zei ik, 'heeft Alicia je toen verteld waar hij uithing?'
'Wat?' Hij werd er even door van de wijs gebracht. 'Ik weet niet waar je het over hebt. Schiet op, verdwijn.'
'Heb jij naar Malcolms hotel in Cambridge gebeld?'
Hij luisterde nauwelijks. Hij barstte in een hartgrondige tirade los. 'Ik heb genoeg van je spottende grijns en je kapsones en neerbuigendheid. jij denkt dat je beter bent dan ik, dat heb je altijd gedaan, maar dat ben je niet. Je hebt altijd bij Malcolm een wit voetje proberen te halen en hem tegen ons opgezet en hij is blind en dom waar het jou betreft... en hoepel nu op.' Hij kwam dreigend een stap naar voren, één hand tot een vuist gebald.
'Maar je wilt niettemin dat ik je zaak bepleit,' zei ik, terwijl ik stokstijf bleef staan.
Zijn mond zakte open, maar er kwam geen geluid uit.
'Alicia vertelt dat ik je
uitlach,' zei ik, 'maar dat is niet zo.
Ze vertelt je leugens en jij gelooft ze. Ik heb Malcolm
nooit tegen je opgezet, maar als je me nu slaat zou ik erover
kunnen denken. Als je wilt dat ik hem probeer over te halen
met geld af te komen, dan laat je je vuist zakken en geef je
me mijn scotch terug, en die drink ik op en daarna ga ik
weg.'
Hij staarde me geruime tijd woedend aan en keerde me toen zijn rug toe. Ik vatte het op als instemming met de voorwaarden en pakte een van de glazen op, niet zeker wetend of het het mijne of het zijne was.
Het was het zijne. De whisky
was veel sterker, met vrijwel geen water erbij. Ik zette het
neer en pakte het andere op. Hij
draaide zich niet om, merkte het niet eens.
'Gervase,' zei ik kalm, 'ga eens naar een psychiater.'
'Bemoei je met je eigen zaken.'
Ik nam voor de vorm een slokje scotch en zette het glas weer neer.
'Tot ziens,' zei ik.
Hij stond nog steeds met
zijn rug naar mij toe en zei niets.
Ik haalde laconiek mijn schouders op en liep de hal in.
Ursula en de twee meisjes stonden met bezorgde gezichten in
de
deuropening van de keuken. Ik glimlachte schuins naar ze
en zei tegen Ursula: 'We komen er op de een of andere
manier
wel overheen.'
'Ik hoop het.' Vergeefse hoop, wilde ze zeggen.
'Ik kom terug,' zei ik,
zonder te weten of ik het meende, maar ik bedoelde in elk
geval dat ik alles zou doen om haar of
Gervase te helpen.
Ik ging stilletjes de
voordeur uit en terug in Cookham belde ik naar de Canders in
Lexington. Ik sprak met mevrouw
Cander — Sally.
Malcolm was samen met Ramsey
naar Stamford, Connecticut, zei ze. Ze dacht dat ze een of andere
zakelijke afspraak
hadden. Zij en Dave hadden werkelijk van Malcolms
bezoek genoten en Malcolm was helemaal weg geweest van de
stoeterijen. Ja, natuurlijk had ze Ramsey's telefoonnummer,
hij was een goede vriend. Ze gaf het mij. Ik bedankte haar en
ze
zei o jawel en het allerbeste.
Ramsey en Malcolm waren de
deur uit. Een vrouw die opnam vroeg me het om halfzes nog eens te
proberen. Ik probeerde het om halfzes Connecticut-tijd nog eens,
maar ze waren er nog steeds niet. De vrouw zei dat mijnheer
Osborn een drukbezet man was en of ik een boodschap wilde
achterlaten. Ik vroeg haar tegen mijnheer Pembroke te zeggen
dat zijn zoon Jan gebeld had, maar dat er niets bijzonders
was.
Dat zou ze doen, zei ze.
Ik ging naar bed en reed 's
ochtends uit op de Downs, en daarna belde ik vanuit het
woonhuis van de trainer naar het
bureau van inspecteur Yale. Hij was er en ik werd
doorverbonden.
'Waar bent u?'
'Op dit moment in een renstal in de buurt van Lambourn.'
'En uw vader?'
'Dat weet ik niet.'
Hij liet een ongelovig gegrom horen. 'Hoe laat zou u me bij Quantum House kunnen ontmoeten?'
Ik keek op mijn horloge. 'In rijkleding over drie kwartier,' zei ik. 'Als u wilt dat ik me verkleed, moet u er een uurtje bijtellen.'
'Kom zoals u bent,' zei hij. 'Mijnheer Smith zegt dat hij iets heeft om ons te laten zien.'